Insomnia, deel 22

Ik heb Sam drie dagen niet gezien. Yoga op woensdag, ik. Fotografie op donderdag, hij. Vrijdagavond op stap, beiden, niet samen. Omdat het nu zaterdagavond is, heeft Sam een tafeltje geboekt. Daardoor voelt het een beetje als een eerste echte afspraakje en ook een beetje als overnieuw beginnen. Ik ben zenuwachtig.

Na vier verschillende outfits trek ik de eerste terug aan. Rode laarzen, zwarte jurk en lederen jasje. Haar netjes geföhnd en make-up naturel. Iphone bij, bankkaart check, poederdoos check, vlinders in de buik check.

Sam heeft voorgesteld een aperitiefje bij hem te drinken. Dan heeft de hond nog even gezelschap. Het was een stressvolle dag voor Leon: dierenartsbezoek om de draadjes te verwijderen.

Sam doet de deur open met een brede glimlach en Leon staat te kwispelen achter hem. Twee blije jongens. Ik weet niet goed hoe ik Sam moet kussen. Ik ga voor de wang, maar Sam gaat voluit voor de mond waardoor ik de kus ontvang op mijn rechtermondhoek. Sam doet een stap achteruit, trekt zijn wenkbrauwen op en zegt: “Opnieuw.” Ik giechel eerst en kus hem dan volop op de mond.

In de hal knijpt hij me in mijn kont en zegt dat ik er goed uitzie. Ik ben niet zo goed in het ontvangen van complimentjes en knijpjes en trek mijn schouders op. Hij ziet er ook goed uit. Het is een lekkere vent. Bard The Bowman noemen Sofie en ik hem, naar het personage uit The Hobbit. We vinden dat Sam een beetje lijkt op de acteur Luke Evans als zijn haar schouderlengte is, maar dan ouder. En niet gay.

Sam schenkt een glas witte wijn voor me in. Met twee blokjes ijs, dat heeft hij goed onthouden. Zelf drinkt hij een stevig bier. “Heb je jezelf een beetje moed ingedronken?” plaag ik en ik wijs naar het andere lege flesje op het aanrecht. “Misschien,” zegt hij glimlachend, “of misschien had ik gewoon een zware dag.”

Hij stapt op me af, pakt mijn heupen vast en kijkt me recht in de ogen. Eén brok zelfvertrouwen. Ik voel me een beetje onzeker en wil het liefst wegkijken, maar ik doe het niet. Ik wil me niet laten kennen. “Wat?” is het enige wat ik kan bedenken om te zeggen. Hij kust me zacht en lang tot ik er week van word. Onze handen zitten overal. De werkbank lijkt de ideale hoogte voor pré-soiree gekus en bepotel.

Na nog een glas wijn en het bekomen van de vrijpartij, laten we Leon achter met een bak vol eten. Op weg naar de tramhalte pakt Sam mijn hand vast. Het voelt tegelijkertijd vertrouwd en eng. Voor hem lijkt het de normaalste zaak van de wereld. Hij groet de buurtbewoners alsof het altijd al zo is geweest, terwijl ik er een beetje verlegen bij loop.

Sam zegt gedag tegen een man die me vaag bekend voorkomt en ze raken aan de praat. Het honden-incident komt ter sprake. Ik kan niet helemaal volgen want het gesprek is in het Frans, maar ik ben er vrijwel zeker van dat de man zegt dat Sam klacht moet neerleggen bij de politie. En dan realiseer ik me dat hij één van de agenten is van het netelveld-verhaal. Zou hij mij nog herkennen? Sam zegt met een brede glimlach: “Dit is Barbara. Je herinnert je haar waarschijnlijk nog wel.” Ik kan wel door de grond zakken.

Door het gesprek hebben we de tram gemist, maar dat geeft me nog tien minuten extra om dicht tegen hem aan te leunen, terwijl we wachten op de volgende.

Plaats een reactie